Barokke botten in Rome
Hoog in de Via Veneto in Rome ligt de kerk Santa Maria della Concezione, van de kloosterorde van de Kapucijnen, gesticht in 1624 door kardinaal Antonio Barberini. Twee trappen leiden naar de kerk. Een trap lager is de ingang van de catacomben, die een bizarre begraafplaats herbergen: de cimitero dei cappuccini.
Aan de ingang staat een oude, grijze monnik in bruin habijt. Zwijgend wijst hij op een bordje op de muur; daar staat de toegangsprijs. Meer mag ook. Dan knikt hij naar achteren, naar de ingang van de catacomben. Deze bestaat uit een smalle gang, waaraan vijf crypten of kapellen liggen. Muren en plafond van crypten en gang zijn geheel bedekt met menselijke botten, die in vrolijke en artistieke motieven zijn gerangschikt. Een fraai vormgegeven lamp, samengesteld uit kleine botjes, hangt prominent in de gang. Het zijn de overblijfselen van zo’n vierduizend monniken, gestorven tussen 1528 en 1870.
De muren van de crypten zijn bedekt met bloemmotieven, randen, slingers en andere ornamenten. Sommige grof, samengesteld uit schouderbladen, elleboogpijpen en bekkens. Andere fijn en opgebouwd uit vingerkootjes, hals- en lendewervels. In poorten en nissen die geheel uit schedels bestaan, staan of liggen skeletten van monniken, de handen gevouwen en gehuld in hun te groot geworden bruine habijt.
de vloer van de vijf kapellen is bedekt met aarde uit Jeruzalem, het Heilige Land - op bevel van paus Urbanus VIII, ook een Barberini, hier naar toegebracht. In de aarde zijn kleine houten kruisjes geplaatst. Hier lagen de monniken begraven tot het vlees van hun botten was gevallen en de knoken dienst konden doen als een artistiek memento mori.
In de laatste kapel staat een bekende boodschap geschreven. Tegen het plafond is het skelet van een prinses uit het Barberini-geslacht bevestigd, gezicht naar beneden gericht. In haar rechterhand is een zeis bevestigd, in de linker een weegschaal, symbolen van de dood en het Laatste Oordeel. Op een bordje staat in verschillende talen geschreven: Wat u nu bent, waren wij ook. Wat wij nu zijn, zult u eens worden.
Verschenen in De Begraafplaats, december 2010.