de schoonheid van het knekelhuis
In Nederland is het ruimen van graven heel gewoon. En noodzakelijk, omdat er in ons dichtbevolkte, kleine land geen mogelijkheid
is elk graf ‘tot in eeuwigheid’ te laten bestaan. De laatste jaren is er enige discussie ontstaan over de wijze van ruimen, gebeurt het piëteitsvol genoeg? Misschien is dit de oplossing: het ‘ouderwetse knekelhuis’ in ere herstellen.
Praktisch gezien is begraven voor niets anders bedoeld dan het lichaam zo snel mogelijk te laten verdwijnen. De ontbinding is een natuurlijk proces waar geen ongedierte aan te pas komt. Het lichaamsvocht wordt opgenomen door de omgeving en bacteriën ‘schonen’ de rest. Wat overblijft, zijn de harde botten.
In vroeger tijden werden de resten, als het proces van vertering voltooid was, bijgezet in een ossuarium, een mooi woord voor beenderhuis of knekelhuis (afgeleid van het Latijnse os, dat bot betekent). Zou er niet geruimd worden, dan blijft er uiteindelijk niets over van een lichaam. Ook de botten verdwijnen. In Nederland is de wettelijke grafrusttermijn tien jaar. Na tien jaar mogen algemene graven al worden geruimd. Als de nabestaanden dat willen kan het lichaam worden herbegraven in een particulier graf. Willen ze dat niet, dan verdwijnen de resten in een zogenaamde knekelput, kris kras door elkaar, om verder te vergaan. Hetzelfde gebeurt met de resten in een particulier graf als daarvoor niet meer wordt betaald. Een knekelput is niet meer en minder dan een enorme kuil, is deze vol dan wordt hij afgedekt met aarde en kalk en met rust gelaten tot alle botten verteerd zijn.
Overigens wordt bij lange na niet overal geruimd. Op veel begraafplaatsen worden de graven geschud en de resten onder in het bestaande graf begraven. Schudden is een oplossing als er geen ruimte is voor een verzamelgraf, schudden kan echter niet onbeperkt, op een gegeven moment is de ruimte op.
Oud-Hollandse knekels
Eufemistische termen zijn steeds gangbaarder in de uitvaartwereld. Er wordt niet meer gesproken over grafdelvers of doodgravers, maar over ‘medewerkers buitendienst’. Niet meer over ‘de knekelput’, maar ‘het verzamelgraf’. Toegegeven, knekelput klinkt misschien oneerbiedig en naar, maar dat is vooral vanwege het woord ‘put’; dat doet aan afval denken. ‘Knekel’ daarentegen is een prachtig oud-Hollands woord, zonde als dat verdwijnt. Misschien moeten we voortaan van knekelgraf spreken?
Een paar jaar geleden deed een knekelgraf in Amersfoort stof opwaaien. Een bezoeker begaf zich op verboden terrein op begraafplaats Rusthof en ontdekte een niet goed afgedekte knekelput en schrok van de verzameling menselijke resten. Hij richtte het Comité van Waakzaamheid (CvW) op, dat sindsdien strijdt voor piëteitsvol ruimen en piëteitsvol herbegraven op de Nederlandse begraafplaatsen, liefst door elk lichaam apart in een kistje, doos of zak te doen en dan in het verzamelgraf te leggen.
Wat een knekelput is weten we nu, maar hoe gaat het ruimen feitelijk in zijn werk? Ruimen van graven gebeurt gedeeltelijk met machines en gedeeltelijk met de hand. De wet schrijft voor dat er minimaal op 65 cm diepte begraven moet worden, het bovenste deel van de grond wordt meestal met een machine afgegraven. Zodra er stoffelijke resten worden bereikt gaat men handmatig verder. Bij grootschalige ruimingen kan er ook gebruik worden gemaakt van een trommelzeef. Een grote hoeveelheid grond – met daarin de stoffelijke resten – wordt in een grote ‘zeef/trommel’ geschept; de grond wordt geschud en de botten blijven in de zeef achter.
Het CvW wil een wetsverandering waarin het gebruik van trommelzeefmachines bij het ruimen geheel verboden worden en het individueel herbegraven van de resten verplicht wordt. De vraag is of (gedeeltelijk) met een machine ruimen minder piëteitsvol is dan met de hand? De meeste beheerders zullen zeggen dat zorgvuldig en respectvol ruimen ook met de huidige methoden mogelijk is. Gaat het niet vooral om de gedachte bij de handeling?
Mocht de politiek de wet veranderen, dan zullen begraafplaatsen die volgen uiteraard. Het begraven zal hierdoor wel wat duurder worden, want het ruimen van botje per botje kost tijd en dus geld.
Het is niet duidelijk in hoeverre het CvW voor de meerderheid der Nederlanders spreekt. Sinds de oprichting in 2002 lijkt de club niet echt gegroeid. Er zijn weliswaar enkele kamerleden die zich ook willen inzetten voor ‘piëteitsvol ruimen’, maar tot nu lijkt ook de politiek niet erg geïnteresseerd als het om de lijkbezorging gaat. Toch is het ongetwijfeld zo dat ‘we’ in het algemeen gevoeliger zijn geworden als het om het ruimen van graven gaat. We lijken een emotionelere band te hebben met de overblijfselen van familieleden. Bij die nieuwe gevoeligheid past ook de ophef die er gemaakt wordt als er eens een botje wordt gevonden op een begraafplaats. Of gaat het dan vooral om onvervalste sensatiezucht van journalisten? Want een kop als ‘Lugubere vondsten op het kerkhof’ doet het goed bij het publiek. Uiteraard is het níet de bedoeling dat bezoekers botten vinden op de begraafplaats en niet één begraafplaats wordt er blij van als dit wel gebeurt en zal er alles aan doen om dit te voorkomen. Maar aan de andere kant, als er één plek is waar u mogelijk op een botje zou kúnnen stoten, dan zijn het begraafplaatsen waar meestal al tientallen jaren begraven is en dus duizenden, honderdduizenden botjes in de grond zitten. (Want grond ‘werkt’.) Wie bedenkt dat er meer dan 4.000 begraafplaatsen zijn in Nederland, beseft dat het eigenlijk vooral heel goed gaat.
Laat de ossuaria terugkeren op de Nederlandse begraafplaatsen!
Botten achter glas
De schrik voor het zien van een menselijke bot is cultureel bepaald. Op begraafplaatsen in Griekenland liggen de botjes zichtbaar opgeslagen in dozen in grafkapellen. Precies zoals dat bij ons gebeurde een aantal eeuwen terug. In het knekelhuis werden de botten en schedels zichtbaar tentoongesteld, bedoeld als één groot memento mori, mens gedenk te sterven.
Zou dat weer kunnen? Volgens jurist Willem van der Putten wettelijk gezien zeker. Artikel 30 van de Wet op de lijkbezorging zegt: ‘De overblijfselen der lijken worden op een begraafplaats ter aarde besteld of, met overeenkomstige toepassing van het gestelde in artikel 29, derde lid, in een crematorium gecremeerd.’ Van der Putten: “Ik denk dat je dat ‘ter aarde bestellen’ niet letterlijk moet nemen. Er kan per slot ook in kelders begraven worden en kelders kunnen ook boven de grond staan. Er komen ook steeds meer wandgraven. Ik meen derhalve dat een bovengronds knekelhuis – of ossuarium – op een begraafplaats binnen de Nederlandse regelgeving mogelijk is, waarbij de botten achter glas of tralies zitten, zodat bezoekers ze niet mee kunnen nemen.”
Of ‘de mens van nu’ dat kan waarderen, is een tweede, denkt hij. “Er is in Nederland ook geen noodzaak toe. We kunnen hier makkelijk botten in de bodem bergen. Knekelhuizen zijn er vooral in landen en in plaatsen waar de rotsige bodem het begraven niet eenvoudig maakt.”
Echter, oude tradities kunnen nieuw leven worden ingeblazen. Wat met de Allerzielenviering kan, die tegenwoordig weer op grote schaal, ook op veel niet-katholieke begraafplaatsen, wordt gevierd, kan ook met de knekelhuizen. Laat de ossuaria terugkeren op d Nederlandse begraafplaatsen! En is een knekelhuis ook niet veel piëteitsvoller dan een verzamelgraf?
Verschenen in ThemaTijdschrift BEGRAVEN is zo gek nog niet, december 2012.
Bestel BEGRAVEN is zo gek nog niet hier.