Groen, groener, groenst

 

 

Ook binnen de uitvaartwereld wordt groen en milieuvriendelijk steeds belangrijker. Wie natuurvriendelijk en milieubewust geleefd heeft, wil ook graag milieuvriendelijk afscheid nemen. Wat is er groener dan een begraafplaats, zou je denken. Zo eenvoudig is het niet. Het gaat er ook om hoe het groen onderhouden wordt. En om de ruimte die begraven inneemt. En de grafstenen die er worden geplaatst.

 

 

Wie écht om het milieu geeft, kan beter jong doodgaan. Dood is de mens een stuk minder vervuilend dan levend. En hoe langer we leven hoe schadelijker we ook nog eens worden als stoffelijk overschot. Want hoe meer kans we lopen met allerlei kunstmatige, door de mens gemaakte onderdelen de grond of de oven in te gaan, zoals amalgamen in tanden en protheses. En wat te denken van de diverse giftige stoffen die elk lichaam bevat, cadmium bijvoorbeeld. Aan het eind van ons leven bevatten de nieren er grote hoeveelheden van. “Cadmium blijft cadmium en gaat mee de kist of de urn in. Uit onderzoek is gebleken dat er zes tot acht keer meer cadmium in de bodem zit dan een paar duizend jaar geleden. Dat komt door de kunstmest waar het in zit, de zinkfabrieken, maar ook door het begraven van mensen. Hoe meer mensen, hoe meer overledenen, hoe meer cadmium,” vertelde oud-hoogleraar Milieukunde Lucas Reijnders enkele jaren geleden.

 

"De mens zelf is het probleem, we zijn één wandelend vuilnisvat”


En dan is er nog lood, dat wordt verzameld in de botten, en kwikverbindingen, dat zich in het vet ophoopt, en dioxines en organobroomverbindingen (brandvertragers). Al die stoffen worden mee begraven of gecremeerd. Cadmium, lood en kwik blijven wat het is: cadmium, lood en kwik. Reijnders: “Als die stoffen nu nog op de begraafplaats bleven zou het te overzien zien, maar zo is het niet. Dieren nemen het ook in zich op. Wormen eten grond, muizen eten weer wormen en die worden gegeten door uilen. Uilen kunnen daardoor nierschade oplopen. En dieren verplaatsen zich. Bladeren van de bomen worden misschien niet altijd op de begraafplaats zelf weggewerkt. Natuurlijk, het is allemaal nog niet verschrikkelijk spectaculair, en zeker op het totaal niet, maar het telt wel. De mens zelf is het probleem, we zijn één wandelend vuilnisvat.”

 

Milieuvriendelijkheid onderzocht

Yarden Uitvaartverzorging onderzoekt en bepleit al jaren voor verruiming van het aanbod in de manier waarop wij onze doden bezorgen. Vooral twee nieuwe technieken staan daarbij centraal: cryomeren en resomeren.

 

Bij resomeren, ook wel hydrolyse genoemd, wordt het lichaam ontbonden en opgelost door middel van een speciale vloeistof en verwatering. Bij cryomeren oftewel vriesdrogen wordt gebruik gemaakt van bevriezing, waarna het lichaam wordt ontbonden. In beide gevallen rest een kleine hoeveelheid poeder, wat min of meer vergelijkbaar is met de asresten na een crematie.

 

Zowel cryomeren als resomeren zou veel milieuvriendelijker zijn dan begraven en cremeren, Yarden meent dat dit aspect mensen vooral zal aanspreken. In 2011 vroeg de uitvaartverzekering TNO te onderzoeken hoe milieuvriendelijk de verschillende ‘oude’ en mogelijk nieuwe methoden van lijkbezorging zijn.

 

TNO heeft de vier verschillende uitvaarttechnieken vergeleken door middel van een zognaamde Life Cycle Assessment.
Door middel van een Levenscyclusanalyse (LCA), ook wel ‘Wieg tot graf analyse’ genoemd, heeft TNO de totale milieubelasting gedurende de hele levenscyclus van ‘het product lijkbezorging’ bepaald. Dan gaat het om:

- Winning en productie van grondstoffen, materialen en/of producten voor niet-natuurlijke componenten zoals de kist, machines, grafmonument et cetera;

- Voorbereidingen voor het beoogde proces, zoals graven, voorverwarmen van de crematieoven, et cetera;

- Uitvoering van de uitvaarttechniek;

- Onderhoud van het graf (inclusief groenvoorziening), de oven en ander materieel;

- Verwerking van reststoffen zoals metalen, overblijfselen (bijv. as), afvalwater, et cetera;

- Transport en andere logistieke handelingen tussen de verschillende processtappen of technieken.

 

Niet meegenomen is het voorbereidend deel, de activiteiten vanaf het moment dat een persoon overlijdt tot en met de afscheidsceremonie. TNO heeft gekeken naar 11 milieueffectcategorieën, waaronder verzuring, vermesting, klimaatverandering, humane toxiciteit, aantasting ozonlaag, smogvorming en landgebruik.

 

De conclusie van het TNO-rapport luidde dat cryomeren en resomeren voor vrijwel alle milieueffectcategorieën de kleinste impact hebben (alleen voor vermesting heeft resomeren de grootste impact, die veroorzaakt wordt door het hoge nutriëntgehalte van het afvalwater). Begraven heeft voor alle milieueffectcategorieën (behalve voor vermesting) de grootste impact. Cremeren neemt voor alle milieueffectcategorieën een tussenpositie in.

 

Belangrijkste reden voor de slechte uitkomst voor begraven: het ruimtebeslag die een begraafplaats inneemt. “Die paar vierkante meter van het graf komt ieder jaar weer terug,” aldus TNO-woordvoerder Toon Ansems.

 

Ook speelt een rol dat er hout wordt gebruikt voor de kist, de productie daarvan neemt land in gebruik. Ansems: “Dan is er sprake van broeikaseffect en smog door het energiegebruik bij het maken van de grafsteen en het vervoer van de steen per schip uit India.”


Verder is een minpunt van begraven dat er geen hergebruik en recycling van materialen plaatsvindt, zoals bij de andere uitvaartechnieken.

 

En de duurzaamheid?

Begraven kwam dus slecht uit het onderzoek. Maar klopt dit wel? Is dit geen beperkte manier van kijken naar een product? Moeten we het niet breder zien? Milieuvriendelijkheid is belangrijk, maar het is maar één facet van dat wat tegenwoordig als het allerbelangrijkste wordt gezien: duurzaamheid.

 

Duurzaamheid is het allesomvattende begrip. Milieu en natuur zijn onderdeel van duurzaamheid. Ook het welzijn van de mens behoort daartoe. En zelfs de winstfactor. Bij duurzaamheid gaat het om drie zaken: people, planet, profit. ‘People’ staat voor het welbevinden van de mens, ‘planet’ staat voor het milieu en ‘profit’ staat voor de economie. Want duurzaamheid kan heel goed samen gaan met een stijgende economie. In 1987 formuleerde de VN dat een duurzame ontwikkeling een ontwikkeling is ‘die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.’

 

Zo bezien is het onderzoek naar de milieuvriendelijkheid van de verschillende ‘oude’ en mogelijk nieuwe methoden van lijkbezorging dat TNO uitvoerde té beperkt. Kijken we naar de duurzaamheid, dan is het een ander verhaal. Begraven levert, in tegenstelling tot alle andere uitvaarttechnieken, ook nog iets op: een begraafplaats, een groene long in stad of dorp, een plek waar mensen tot rust kunnen komen, goed voor het welbevinden van de mens (people). Een crematorium – of mogelijk in de toekomst een ‘cryotorium’ en/of ‘resomatorium’ – heeft geen enkele nevenfunctie.

 

Uiteraard is het dan wel van belang dat begraafplaatsen het onderhoud op een milieuvriendelijke manier aanpakken. Ansems: “Vergeet niet dat een stadspark ook milieu-onvriendelijk kan zijn als er kunstmest wordt gebruikt. Het onderhoud van het graf, het maaien van het gras met machines, de mest die wordt gebruikt bij nieuwe beplanting, alles speelt een rol.” Voor de meeste begraafplaatsen is groen tuinieren, waar geen kunstmest of giftige middelen aan te pas komen, al heel gewoon.

 

 

Het meest vervuilende onderdeel van een gemiddelde uitvaart

Uit onderzoek in 2005 naar de milieuaspecten van de uitvaart blijkt dat de rouwstoet de grootste aanslag doet op het milieu. “Waarom gaan mensen niet lopen, in plaats van twintig volgauto’s te nemen?,” vroeg onderzoeker Han Remmerswaal zich af naar aanleiding van zijn bevindingen. “Dat heeft ook iets eerbiedigs en sereens, en het scheelt zeventig procent emissie in het voortraject.”

Uiteraard speelt vervoer ook een rol als de overledene van huis naar rouwcentrum en van rouwcentrum naar begraafplaats wordt gebracht, maar de werkelijke boosdoener is het aantal autokilometers die de gasten op de dag van de uitvaart afleggen. Dan gaat het meestal om meerdere auto’s.

 

Houdt de iPhone buiten de kist

Een opmerkelijke rouwadvertentie bevatte deze tekst: ‘Een wens van Erik: Erik neemt zijn iPhone op zijn laatste reis mee. Niet iedereen zal op zijn uitvaart kunnen zijn, maar hij wil graag een laatste sms ontvangen. Zoals Erik al zei: zo heb ik nog wat te lezen onderweg’.

Begraafplaatsen zijn niet blij met grafgiften zoals mobiele telefoons of andere niet-afbreekbare objecten. Het kan de lijkvertering nadelig beïnvloeden, het levert risico’s op bij de ruiming en het is slecht voor het milieu.

 

 

Schapen en bijen: miel de mort

Op natuurbegraafplaatsen in Engeland gebeurt het al. Hier worden ze vooral in het openbare groen ingezet: schapen als grasmaaiers. Schapen ‘in dienst van de gemeente’ zijn er onder andere te vinden in Rotterdam, Nijmegen, Groningen. De natuur vaart er wel bij, en schapen kunnen dingen die maaimachines niet kunnen. Ze komen op plaatsen waar machines niet bij kunnen. En behalve het gras kort houden zorgen ze ook voor een mooie, afwisselende vegetatie. Hun ontlasting (mest) zorgt ervoor dat diverse aantrekkelijke bloemen een kans krijgen. Misschien is deze ‘maaimethode’ niet op elke begraafplaats toepasbaar. Op ‘gewone’ begraafplaatsen met ‘reguliere’ grafstenen kunnen grazende schapen problemen opleveren. Denk aan de boeketjes en grafbeplanting. Schapen zouden wel ingezet kunnen worden op kleinere begraafplaatsen rondom kerken. En op grotere begraafplaatsen die grasvelden hebben.

Steeds meer begraafplaatsen plaatsen bijenkasten. Het aantal bijenvolken blijft afnemen, begraafplaatsen zijn ideale plekken om bijen onderdak te bieden. Er zijn onder andere begraafplaatsimkers in Leiden, Meppel, Leeuwarden, Baarn, Zwolle, Nieuwerkerk, Noordwijkerhout en Amsterdam. In Leiden heeft de beheerder een imker die elders weg moest een plek op de begraafplaats gegeven. Als dank ontvangt hij elk jaar enkele potten honing: Miel de Mort.

 

Verschenen in ThemaTijdschrift BEGRAVEN is zo gek nog niet, december 2012.

Groen, groener, groenst
PDF – 1,2 MB