Hoe maak ik mijn kat gelukkig?

 

Honden hebben fluisteraars, katten therapeuten. Ze schieten als paddenstoelen uit de grond: kattengedragstherapeuten. Maar het is vooral de mens die zich moet aanpassen.

 

Hoe maak ik mijn kat gelukkig? Of beter gezegd: hoe maakt mijn kat mij gelukkig? Want wie wil er nu een kotsende, sproeiende kat in huis die overal zijn nagels in zet behalve aan de krabpaal. Moeten we de alarmerende berichten van de laatste jaren geloven dan is Nederland vergeven van de depressieve katten – alleen prozac zou hen nog kunnen helpen – en katten die ‘probleemgedrag’ vertonen. Sommigen menen zelfs dat het met de helft van de huiskatten niet goed gaat. Dat zijn er maar liefst een kleine anderhalve miljoen. Dat vraagt om actie!

 

Eerst even nader definiëren, wat is probleemgedrag? Behalve sproeien in huis en vernielen van de woning vallen daar ook onder: het aanvallen van menselijke medebewoners en ruzie maken met andere dieren. Depressieve katten daarentegen zijn te herkennen aan hun overmatige slaapbehoefte.

 

Maar er is hulp: in de vorm van de kattengedragstherapeut. Waarom heet de professionele hulpverlener bij honden een fluisteraar en bij katten een gedragstherapeut? Therapie klinkt zwaar en ingrijpend, terwijl ik nu altijd gedacht had dat katten zo veel makkelijker zijn dan honden. Nee er is verschil, honden moet je leren te luisteren, katten moet je zien te begrijpen. Maar anders dan de naam kattengedragstherapeut doet vermoeden, moet niet de kat, maar de mens naast de kat zijn/haar gedrag aanpassen. Want de kat moet vooral zoveel mogelijk zichzelf zijn.

 

Catfights

Ze zijn inmiddels in elke uithoek van ons land te vinden: de kattengedragstherapeuten. Vooral vrouwen, vaak met een eenvrouwspraktijk. Ik ga hier geen namen noemen en laat ze hieronder anoniem aan het woord. Niet alleen omdat ik geen gratis reclame wil maken, maar ook omdat ik me liever niet begeef in een catfight. Ze zijn het namelijk niet altijd met elkaar eens, de kattendeskundigen, zo blijkt na gesprekken met enkele van hen. Tot op het kwaadaardige af. “Als zij met naam genoemd wordt in uw blad, ga ik zeker niet bij u adverteren,” laat een van hen dreigend weten.

 

Kattengedragstherapeut is een vrij beroep, iedereen kan zich zo noemen, er bestaan geen door de overheid erkende opleidingen. Er zijn inmiddels enkele opleidingen in Nederland. Bijvoorbeeld van Martin Gaus, toch vooral bekend van zijn advies over honden. De Martin Gaus Academie (het woord academie mag vrij gebruikt worden) biedt een opleiding en cursussen in gedragstherapie voor katten. Waar men alles kan leren over correct kattenbakbeleid, overgewicht, lichaamstaal en medicatie tegen depressie en dwangneuroses.

 

En dan is er ook nog Tinley, ‘de specialist in het gedrag van dieren’ die niet alleen opleidingen in kattengedrag geeft, maar ook in honden- paarden-, konijnen-, papegaaiengedrag en kippengedrag. Hier zijn sommige kattengedragstherapeuten opgeleid, anderen hebben cursussen gevolgd in Engeland, “daar is kattengeneeskunde, waaronder gedragskunde, een echte studie. Dat kennen wij niet in Nederland.”

 

Wel heeft de faculteit Dierengeneeskunde in Utrecht in 2009 een Gedragskliniek voor Dieren geopend, waar ‘alle patiënten (honden, katten en vogels) vanuit twee disciplines, gedragsmatig en medisch, worden bekeken.’ De faculteit stelde na marktonderzoek vast dat dierenartsen en diereneigenaren behoefte hebben aan een advies-, behandel- en opleidingscentrum met betrekking tot diergedrag. Ze zagen waarschijnlijk ook (bijtijds?) in dat vele anderen al in het (lucratieve?) gat waren gesprongen.

 

Plassen en poepen scheiden

Wat doet een kattengedragstherapeut? Uw problematische kat een aantal uren observeren en vervolgens advies geven, waarbij geheel rekening wordt gehouden met de natuurlijke behoeften van de kat. Uiteraard is eerst onderzocht en uitgesloten, door een dierenarts, dat er een medisch probleem ten grondslag ligt aan het probleemgedrag of de depressiviteit.

 

Vervolgens moet de mens aan de slag en zorgen dat de kat het beter krijgt. Want de kat zelf iets leren of afleren, nee, ook dat zien deze therapeuten niet echt zitten. “De kat is het enige huisdier dat zichzelf heeft gedomesticeerd en dus eigenlijk niet echt gedomesticeerd is.”

 

Een ander: “De kat is een pure opportunist. Hij wil best iets in opdracht doen, maar hij moet er wel iets voor krijgen.”

Goede bedoelingen zijn er genoeg. “Wereldwijd leiden gedragsproblemen bij katten tot euthanasie van katten, volle dierenasielen en gedumpte zwerfkatten. Gedragsproblemen zijn de belangrijkste doodsoorzaak van katten. Mijn doel is niet meer en niet minder: de asielen leeg krijgen.”

 

Er is vooral één strijdpunt waarover de dames en heren therapeuten het niet eens kunnen worden: hoe lang moeten jongen bij de moeder blijven? De een zegt zo lang mogelijk: “Poezen blijven in de natuur levenslang bij hun moeder, katers anderhalf jaar.” De ander vindt dat jongen vanaf negen weken weg mogen bij de moeder. “Want onze huiskat is echt een andere geworden dan die al eeuwen in de natuur leven.”

 

Eigenlijk zijn de dames therapeuten het over het meeste gelukkig wél eens. Overigens zaken die mij verrassend en nieuw in de oren klonken. Zoals deze: katten willen het plassen en poepen graag gescheiden houden. Wilt u uw dier dan ook echt gelukkig maken, geef hem dan twee kattenbakken. Het liefst deelt de kat zijn toilet ook niet met een ander. Maar om het niet al te gek te maken luidt het advies: geef elke kat zijn eigen bak en neem er een extra als reserve. Zet de bak uiteraard niet in de buurt van de etensplek of zijn favoriete slaapplaats.

 

Katten willen ook hun eten en drinken gescheiden houden. Zet het waterbakje dus níet naast het etensbakje. U zult merken dat uw kat meer gaat drinken (ik heb het geprobeerd: zonder resultaat). Goed is het om katten zelf op zoek te laten gaan naar zijn eten of er in ieder geval moeite voor te laten doen Daar zijn de zogenaamde eetpuzzels voor op de markt gebracht. Katten drinken overigens ook graag op andere plekken dan uit de eigen waterbak: kranen, wc-potten, bloempotten buiten.

 

Nog zo’n hardnekkig misverstand: een kat hoeft maar één keer per dag te eten, want dat doet de leeuw in de natuur ook. De huiskat is geen leeuw! De huiskat kan en mag wel 15 tot 20 keer op een dag eten en liefst niet op dezelfde plek.

Een laatste mythe: katten zijn van nature solisten. Mis poes. Katten zijn sociaal, de meeste problemen komen juist voor bij alleen wonende katten, zo luidt de consensus in de kattengedragskunde. Van oorsprong zijn katten solitair levende wezens, maar zodra ze zo’n 4.000 jaar terug de graanschuur en de muizen hadden ontdekt en in de buurt van mensen gingen wonen, zijn ze (ook) in groepen gaan leven.

 

En weer veel later hebben we ze als huisdier ín huis genomen, vele komen er ook nooit meer uit. en hebben zelfs onbeperkte toegang tot de slaapkamer. Terecht overigens: Mensen die geen poes in de slaapkamer toelaten weten niet hoezeer ze zichzelf tekortdoen, luidt een wijsheid van kattendeskundige Rudy Kousbroek.

 

Onthoudt in ieder geval dat u een roofdier en een carnivoor in uw armen heeft gesloten. Hij wil jagen, maar dat gaat niet in uw huis. “Hij wil vlees en niet van dat nieuwerwetse kattenvoer dat te veel granen bevat, omdat dit zo lekker goedkoop is voor de fabrikant.” Geef katten de ruimte. “Vooral ook eigen ruimte, persoonlijke ruimte is belangrijk. Vier katten op zestig vierkante meter raad ik niet aan.”

 

Katten die niet meer achter hun eigen prooi aan mogen gaan, vervelen zich snel. Houdt hem bezig. Vangt hij toch een vogel of muis, wees niet boos. Als u dat allemaal in het achterhoofd houdt en uw gezond verstand gebruikt, dan heeft u geen therapeut nodig en spaart u uzelf al snel tussen de 125 en 250 euro uit, wat de prijs van een gemiddeld consult bedraagt. “Maar dat is wel inclusief observatie en schriftelijk verslag en zes maanden nabegeleiding.”

 


Stress, voortkomend uit verlatingsangst

 

Lisa woont samen met kater Pepe in een Amsterdamse bovenwoning in de Jordaan. Pepe, geboren in 2009, komt uit een nest van zes kittens. “Ik heb hem niet gekozen, hij kwam naar mij toe.” In het begin ging alles goed. “Misschien was ik iets te veel op hem gericht. Ik wilde namelijk heel graag dat het goed met hem ging en ging vaak naar de dierenarts. Misschien te vaak. Maar goed, hij had zijn prikjes nodig en een dierenpaspoort. Op een gegeven moment ging hij overgeven als ik weg was. Ik heb dat even aangezien, maar het werd steeds erger. De dierenarts gaf toen eerst als advies om zelf voor hem te gaan koken. Ik moest geitenvlees kopen en rijst koken. Hij at het absoluut niet. Ik begon me echt zorgen te maken. Zeker toen hij me ook begon aan te vallen. Ik werd er zó onzeker van. Wat doe ik niet goed? Toen heeft de dierenarts mij een kattengedragstherapeute aangeraden waar zij vaker mee samenwerkt.”

 

“Ik moest eerst een enorme vragenlijst invullen en foto’s en filmpjes maken van Pepe en naar haar toesturen. Toen kwam ze hier. Het was of Pepe het voelde, hij ging helemaal aan de andere kant van de kamer zitten, zo ver mogelijk van haar vandaan. Ze is vier uur lang gebleven, heeft Pepe geobserveerd, mij vragen gesteld, enkele tests gedaan. Conclusie: hij was gestresst.”

 

De officiële diagnose luidde: stress, voortkomend uit verlatingsangst. De oplossing had de kattengedragstherapeut ook. Dat werd beschreven in een uitgebreid document. Er staan de bekende adviezen in: etensbakjes niet in de buurt van de kattenbak, eet- en drinkbakjes apart zetten, een voedselpuzzel aanschaffen. Lisa: “Ik had een hier een oud kleed liggen dat geheel door Pepe in bezit was genomen. Buiten mij mocht niemand anders daarop lopen, dan viel hij aan. Dat moest veranderen Bovendien was het kleed vies en moest vervangen worden. Dat ging in etappes. En ik mocht niet meer met het laserlichtje spelen. Dat is te frustrerend voor Pepe, want dat krijgt hij nooit te pakken.” Een tweede kat werd ook nog geopperd door de therapeut, maar “dat is niet aan de orde.” Met één advies heeft Lisa erg veel moeite. “Ik mag hem niet aankijken, geen oogcontact maken. Dat houd je dus echt niet vol!”

 

Het gaat nu veel beter. Hij geeft nog maar heel zelden over. Ze is niet meer bij de therapeut geweest. “Maar als er iets is kan ik haar altijd bellen.”


Verschenen in: Felis Catus, ThemaTijdschrift nr. 2, 2012.

 

Bestel Felis Catus - De huiskat hier.